Al in de jaren twintig besefte Nederland de enorme potentie van gratis zonkracht. De kranten stonden er vol van. Per vierkante kilometer en per dag komt deze gratis ontvangen energie overeen met die van 1,3 miljoen kilogram steenkool, zo hadden experts berekend.
Door JAN LIBBENGA
Er werd gedacht aan en ook wel geëxperimenteerd met lichtaccumulatoren (verzamelaars van warmte met behulp van spiegels) en voltachemische cellen.
In de jaren vijftig moest men evenwel erkennen dat concentratie van over een reusachtig oppervlak verspreide zonne-energie ‘uiterst moeilijk’ was. In de Nederlandse behoefte aan energie zou bijvoorbeeld wel op deze wijze kunnen worden voorzien, maar daarvoor zou één derde deel van de Nederlandse bodem met zonnespiegels moeten worden bedekt.
Onder meer Westinghouse lanceerde in de jaren dertig een moderne ‘photocel’, een schijfje van koperoxide ter grootte van een rijksdaalder dat bij belichting elektriciteit produceerde. In de jaren vijftig werd de zonnecel verder ontwikkeld.
Ook al was op een tentoonstelling in Brabant in 1959 al een naaimachine te zien die werd aangedreven door een batterijenpaneel met silicium foto-galvanische elementen, in Nederland werd aanvankelijk maar in beperkte mate onderzoek naar zonnecellen gedaan. Dat vond vooral plaats aan de Nederlandse hogescholen, waarbij zonthermische energie (zonneboilers- en collectoren) voorrang had. Met name Philips stapte in de jaren zeventig volop in de markt voor zonnecollectoren, maar trok zich daaruit in de jaren tachtig terug.
De omzetting van straling naar elektriciteit bleef technisch gezien nog jarenlang een uitdaging. Diverse rapporten bestempelden de toepassing van PV (photovoltaisch) zelfs als zinloos.
Het gangbare idee dat in Nederland te weinig zon was werd bij toenemend rendement van de zonnepanelen echter langzaam verlaten. Een doorbraak werd bereikt in 1984, toen Shell het bedrijf R&S (Renewable Energy Systems) in het leven riep en het personeel van Holec Solar overnam. Het was voor het eerst dat een groot bedrijf uit de fossiele brandstofsector investeerde in zonne-energie.
Net als bij wind bleef de Vereniging van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven in Nederland (VEEN) aanvankelijk somber over de mogelijkheden. Stroomproductie uit zonne-energie vergde volgens VEEN zeker een investering van 3200 gulden per vierkante meter zonneceloppervlak. Om ook over energie te kunnen beschikken als de zon niet schijnt, was opslag nodig in accu’s en die waren er nog niet.
Eind jaren negentig was de totale opbrengst aan zonne-energie in Nederland nog uiterst bescheiden: 227 terajoule: minder dan een 0,1 promille van het Nederlandse energieverbruik (3 miljoen terajoule). Zonnecellen voor elektriciteit werden grotendeels gebruikt voor vakantiehuisjes of caravans en voor drinkwaterpompen in weilanden.
Hoe anders is dat nu. Volgens het CBS groeide het verbruik van zonne-energie (elektriciteit en warmte) in 2020 met 47 procent naar 30 PJ. Ook hier speelden nieuwe zonneparken de belangrijkste rol. De opgestelde capaciteit van zonnepanelen voor zonnestroom steeg opnieuw met een recordhoeveelheid van 7 200 MW in 2019 naar iets meer dan 10 000 MW in 2020.
Fragmenten uit Stroomopwaarts, Revoluties in elektriciteit; van telegraaf naar blauwe energie en verder. Bestel hier.
Foto: Prins Bernhard in 1979 aanwezig bij de bijeenkomst ter gelegenheid van het 60 jarig bestaan van de HTS in Haarlem (Anefo).
Comments
Post a Comment