Arnhem is de thuishaven van wereldspelers in de energiebranche, zoals de landelijke netbeheerder TenneT, de regionale netbeheerder Alliander, DEKRA, DNV GL, MTSA, Nedstack en Hygear. Ook aan kennisinstituten als de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN) ontbreekt het niet. Maar hoe is dat zo gekomen? Eigenlijk was dat gewoon toeval.
Door JAN LIBBENGA
De regio speelde aanvankelijk een bescheiden rol in de prille elektriciteitsgeschiedenis. In Nijmegen ging de plaatselijke gasfabriek al vrij snel over op elektriciteit vanwege de gebrekkige petroleumverlichting van de Waalkade. Door voortdurende verzakkingen en overstromingen konden daar geen gasbuizen worden aangelegd. In 1886 werd Nijmegen dan ook de eerste stad in Europa met een elektrisch verlichte kade. Voor de nog aan te leggen elektrische tram was echter een grotere centrale nodig, aan de Waalkade zelf.
Nijmegen heeft had nadien nog wel een eer op te houden. Zo werd de geboorte van prinses Juliana in de stad in 1909 opgeluisterd met elektrisch licht. De stad pakte vooral uit met een grote internationale tentoonstelling in het Kelfkensbos in 1910. De bezoeker kwam via een imposante toegangspoort op een voorterrein waar een elektrisch verlichte winkelgalerij was ingericht. 55 booglampen en 9000 gloeilampen verlichtten het terrein.
Toch werd niet Nijmegen, maar Arnhem de elektriciteitsstad van Nederland.
Reeds in 1913 werd door de toen nog jonge elektriciteitsbranche in Den Haag de Vereniging van Directeuren van Elektriciteitsbedrijven in Nederland (V.D.E.N.) opgericht. Er was steeds meer behoefte aan onderling overleg tussen de diverse centrales en met de overheid die zich steeds meer met de sector begon te bemoeien. Het kantoor kwam in Maastricht omdat de directeur van de vereniging twee petten op had: Bellaar Spruyt was ook directeur van de toen nog particuliere NV Stroom Verkoop Maatschappij te Maastricht – de latere PLEM.
Nu leek Maastricht wel erg ver weg, dus werd een locatie centraler in Nederland gezocht. De Gelderse elektriciteitscentrale PGEM had nog ruimte in een aangekocht deel van het in Arnhem gelegen oude hotel Bellevue. Daar kwam ook de afdeling terecht die onderzoekingen ten behoeve van de electriciteitsvoorziening zou verrichten, de latere KEMA.
Maar toen in de jaren dertig een lab moest worden gebouwd om kortsluitproeven te kunnen doen, vond de regering Arnhem daarvoor niet de aangewezen plaats. Het bestaande centrum voor de keuring van elektrotechnische materialen was immers de Hoogeschool te Delft en daar moet de KEMA maar naar toe verhuizen. De KEMA verzette zich hevig en vanwege de kosten bleven de vereniging en KEMA dan toch in Arnhem.
Daarmee was de basis gelegd voor Arnhem als bloeiende elektriciteitsstad.
Het aantal activiteiten nam nadien snel toe. De VDEN besloot een aantal taken uit te besteden. In 1949 werd de N.V. Samenwerkende Elektriciteits-Productiebedrijven (SEP) opgericht, in 1952 de Vereniging van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven in Nederland (VEEN). Uit de SEP, verantwoordelijk voor het eerste landelijke koppelnet, is uiteindelijk TenneT voortgekomen, de netbeheerder van het hoogspanningsnet, en een van de grootste werkgevers in de regio.
Aandeelhouders in KEMA waren vooral (en aanvankelijk alleen maar) Nederlandse nutsbedrijven. In 2011 besloten die hun aandelen te verkopen aan het Noorse certificeringsbureau Det Norske Veritas, en werd de naam DNV-GL. De Arnhemse labs zijn gebleven.
Het derde grote elektriciteitsbedrijf Alliander is voortgekomen uit PGEM, nadat deze met PEB Friesland, de Zuid-Gelderse Nutsbedrijven (ZGN) en de Veluwse Nutsbedrijven (VNB) fuseerde tot Nuon. Als gevolg van de Wet onafhankelijk netbeheer verzorgt Alliander nu enkel de distributie van energie in een derde van Nederland. Nuon ging zijn eigen weg, en heet nu Vattenfall.
Hoewel er geen relatie is met het voorgaande, is Arnhem nog altijd de enige stad in Nederland met elektrische trolleybussen. De vernieling van de remise van de Arnhemse tram tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 maakte een eind aan de tramexploitatie, en de trolleybus was de aangewezen manier om het openbaar vervoer weer snel te herstellen. Later besloot vervoersbedrijf Connexxion de bussen te moderniseren omdat ze zuinig zijn en goed uit kunnen wijken. In Rotterdam en Groningen waren de trolleybussen toen allang opgeheven.
Foto boven KEMA terrein 1938 (Gelders Archief) en onder trolleybus Arnhem (Anefo).
Door JAN LIBBENGA
De regio speelde aanvankelijk een bescheiden rol in de prille elektriciteitsgeschiedenis. In Nijmegen ging de plaatselijke gasfabriek al vrij snel over op elektriciteit vanwege de gebrekkige petroleumverlichting van de Waalkade. Door voortdurende verzakkingen en overstromingen konden daar geen gasbuizen worden aangelegd. In 1886 werd Nijmegen dan ook de eerste stad in Europa met een elektrisch verlichte kade. Voor de nog aan te leggen elektrische tram was echter een grotere centrale nodig, aan de Waalkade zelf.
Nijmegen heeft had nadien nog wel een eer op te houden. Zo werd de geboorte van prinses Juliana in de stad in 1909 opgeluisterd met elektrisch licht. De stad pakte vooral uit met een grote internationale tentoonstelling in het Kelfkensbos in 1910. De bezoeker kwam via een imposante toegangspoort op een voorterrein waar een elektrisch verlichte winkelgalerij was ingericht. 55 booglampen en 9000 gloeilampen verlichtten het terrein.
Toch werd niet Nijmegen, maar Arnhem de elektriciteitsstad van Nederland.
Reeds in 1913 werd door de toen nog jonge elektriciteitsbranche in Den Haag de Vereniging van Directeuren van Elektriciteitsbedrijven in Nederland (V.D.E.N.) opgericht. Er was steeds meer behoefte aan onderling overleg tussen de diverse centrales en met de overheid die zich steeds meer met de sector begon te bemoeien. Het kantoor kwam in Maastricht omdat de directeur van de vereniging twee petten op had: Bellaar Spruyt was ook directeur van de toen nog particuliere NV Stroom Verkoop Maatschappij te Maastricht – de latere PLEM.
Nu leek Maastricht wel erg ver weg, dus werd een locatie centraler in Nederland gezocht. De Gelderse elektriciteitscentrale PGEM had nog ruimte in een aangekocht deel van het in Arnhem gelegen oude hotel Bellevue. Daar kwam ook de afdeling terecht die onderzoekingen ten behoeve van de electriciteitsvoorziening zou verrichten, de latere KEMA.
Maar toen in de jaren dertig een lab moest worden gebouwd om kortsluitproeven te kunnen doen, vond de regering Arnhem daarvoor niet de aangewezen plaats. Het bestaande centrum voor de keuring van elektrotechnische materialen was immers de Hoogeschool te Delft en daar moet de KEMA maar naar toe verhuizen. De KEMA verzette zich hevig en vanwege de kosten bleven de vereniging en KEMA dan toch in Arnhem.
Daarmee was de basis gelegd voor Arnhem als bloeiende elektriciteitsstad.
Het aantal activiteiten nam nadien snel toe. De VDEN besloot een aantal taken uit te besteden. In 1949 werd de N.V. Samenwerkende Elektriciteits-Productiebedrijven (SEP) opgericht, in 1952 de Vereniging van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven in Nederland (VEEN). Uit de SEP, verantwoordelijk voor het eerste landelijke koppelnet, is uiteindelijk TenneT voortgekomen, de netbeheerder van het hoogspanningsnet, en een van de grootste werkgevers in de regio.
Aandeelhouders in KEMA waren vooral (en aanvankelijk alleen maar) Nederlandse nutsbedrijven. In 2011 besloten die hun aandelen te verkopen aan het Noorse certificeringsbureau Det Norske Veritas, en werd de naam DNV-GL. De Arnhemse labs zijn gebleven.
Het derde grote elektriciteitsbedrijf Alliander is voortgekomen uit PGEM, nadat deze met PEB Friesland, de Zuid-Gelderse Nutsbedrijven (ZGN) en de Veluwse Nutsbedrijven (VNB) fuseerde tot Nuon. Als gevolg van de Wet onafhankelijk netbeheer verzorgt Alliander nu enkel de distributie van energie in een derde van Nederland. Nuon ging zijn eigen weg, en heet nu Vattenfall.
Hoewel er geen relatie is met het voorgaande, is Arnhem nog altijd de enige stad in Nederland met elektrische trolleybussen. De vernieling van de remise van de Arnhemse tram tijdens de Slag om Arnhem in september 1944 maakte een eind aan de tramexploitatie, en de trolleybus was de aangewezen manier om het openbaar vervoer weer snel te herstellen. Later besloot vervoersbedrijf Connexxion de bussen te moderniseren omdat ze zuinig zijn en goed uit kunnen wijken. In Rotterdam en Groningen waren de trolleybussen toen allang opgeheven.
Foto boven KEMA terrein 1938 (Gelders Archief) en onder trolleybus Arnhem (Anefo).
Comments
Post a Comment